Het is een vaak voorkomende vraag bij verzamelaars: wat zal er met mijn levenswerk, mijn passie, mijn fanatiek verzamelde collectie voorwerpen of documenten gebeuren wanneer ik er niet meer ben? Ook Fons Vanden Berghen, gepassioneerd verzamelaar van een telegrafiecollectie, stelde zich die vraag.
Artikel uit de Museumkrant van het Industriemuseum: voorjaarseditie 2025.
Foto's © Martin Corlazzoli


“Als kind verzamelde ik net als vele anderen al sigarenbanden, luciferdoosjes, foto’s van voetballers of wielrenners die bij snoepgoed zaten … Dat verzamelen viel tijdens mijn technische opleiding aan de middelbare school en tijdens mijn hogere ingenieursstudies dan wel stil, maar in de jaren 1980 wilde ik uit nostalgie naar de rock-’n-rollmuziek uit mijn tienertijd een jukebox kopen. Dat deed ik ook – er is niets mooiers dan die klank – maar in een jukebox zitten lampen: radiobuizen. Als zo’n buis stuk gaat, ligt de jukebox stil. Ik ging dus op zoek naar gelijkaardige lampen en kwam zo in de wereld van de radioverzamelaars terecht.
In 1993 had de VVIA, de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, een stand op de allereerste technologieberus van Flanders Technology (een beurs bedoeld om de Vlamingen bewust te maken van het grote potentieel van de derde industriële revolutie, nvdr). Daar ontstond het idee om dingen te verzamelen die de prille jaren van de telecommunicatie, de telegrafie dus, illustreren."



"Telegrafie was speciaal. Iedereen bezat wel een telefoon of radio, maar telegrafie vond je enkel bij de overheid. Telegrafie was het allereerste telecommunicatiemiddel. Dat betekent dat een bericht, dankzij elektriciteit, voor de allereerste keer sneller dan een paard van de ene naar de andere plaats kon verstuurd worden. Aan het begin van de 19e eeuw werd vastgesteld dat elektriciteit via draden kon worden overgebracht. Daar maakt de telegraaf gebruik van. Telegrafie draait om een zender of schakelaar die men ‘seinsleutel’ noemt, die een elektrische kring opent en sluit. Aan het andere uiteinde van de lijn staat de ontvanger of telegraaf die het elektrische signaal eerst omzet in een mechanische beweging en vervolgens in een schrijfbeweging: de punten en de strepen van de morsecode. Deze overdracht gebeurt met de snelheid des bliksems, ogenblikkelijk dus. Het duurt bijgevolg slechts enkele (tientallen) micro- of milliseconden vooraleer het elektrische signaal overgedragen wordt. Voor de langste lijn in Europa betekende dat enkele tientallen milliseconden om een boodschap te ontvangen. Letter per letter, karakter per karakter, tot na enkele minuten een volledig bericht Gent, Oostende, Frankrijk, Rusland of Amerika bereikte. Dat was een revolutionaire vooruitgang en de techniek werd decennialang toegepast. Pas 40 of 50 jaar na de telegrafie kwam de telefonie op de proppen.
Telecommunicatie kent zijn oorsprong dus niet in de telefonie. In 1878 vonden de eerste testen plaats en de technologie kwam pas op in 1880, zelfs 1890. Met telegrafie werd echter al in de jaren 1820-30 geëxperimenteerd. Deze technologie brak al door in 1837, zowel in Europa als in Amerika. Belgische telegrafen van de jaren 1860-70-80 werden tot de opkomst van de telex (vanaf de jaren 1940) gebruikt. Decennialang werd dus eenzelfde technologie ingezet met eenzelfde toestel, met onderweg misschien wat kleine aanpassingen.”
TELEGRAFIEVERZAMELING
“Mijn verzameling is, zonder schroom, uniek. Ze is niet alleen enorm groot, maar ze omvat zowat alle mogelijke technologieën die ooit ter wereld zijn voorgekomen. Eén favoriet heb ik niet, ik heb er heel veel … Bovenaan de lijst prijken vooral toestellen die interessant zijn omwille van hun technologie, iets complexere toestellen die voor mij als technieker nog mooier ogen. Moet ik echt kiezen, dan gaat mijn voorkeur natuurlijk naar een van de allereerste toestellen die in België geïnstalleerd zijn, in de jaren 1840. Het gaat om een naaldtelegraaf van Cooke and Wheatstone, een zeer uniek toestel. Morsecode was op dat moment nog niet operationeel. Hoewel op vlooienmarkten amper iets te rapen viel, vond ik het toestel op de bekende vlooienmarkt van Waterloo.”


LEGAAT
“Wat zal er met de collectie gebeuren? Wel, ik heb heel veel energie gestoken in het vinden van een overnemer. Ik beschik over een erg dikke map vol correspondentie vanaf het begin van de 21e eeuw: communicatie met grote telecommunicatiefirma’s, universiteiten, musea, kapitaalkrachtigen … om een definitieve plaats te vinden voor mijn verzameling. Ik zou het uiterst jammer vinden mocht die verzameling na mijn dood uit elkaar vallen. Mijn kinderen of kleinkinderen tonen geen interesse, zouden de collectie eventueel verkopen en dan valt deze uiteen en verhuist een deel van de collectie misschien naar het buitenland. Ik had de hoop bijna opgegeven, maar botste toen op voorbeelden uit andere landen waar mensen afspraken maken om verzamelde collecties na een overlijden als geheel aan een museum te schenken. Misschien is dat de enige oplossing die nog overblijft, dacht ik. Het Industriemuseum, toen nog het MIAT, kwam als eerste in me op. Ik had ooit al contact met collectie- en onderzoeksmedewerker Pieter Neirinckx die ooit een morsetelegraaf bij mij kwam kopen voor het museum. Er volgden nog meer contacten en ik deed ook bepaalde giften. Uiteindelijk ontstond het idee om een legaat op te stellen met een schenking van mijn collectie aan het Industriemuseum. Samen stelden we een lijst op van net geen 200 items – 199 om precies te zijn – en meer dan 200 boeken. Zo is mijn verzameling niet ten dode opgeschreven, maar krijgt ze dankzij die beslissing een nieuw leven in de toekomst.”


MEER WETEN?
We gingen onlangs bij Fons langs om kennis te maken met de werkende telegrafiecollectie. Benieuwd naar de demonstraties?