menu
 
Elke eerste donderdag van de maand is Late Donderdag. Dan is het museum open tot 22 uur.

Het verhaal van 'metallo' Jean Behaegel

Voor een grote expo over de metaalindustrie is het Industriemuseum op zoek naar getuigen. De expo zal openen op 1 december 2023 - niet toevallig op Sint-Elooi, feestdag van de metaalbewerkers! Hieronder lees je alvast de getuigenis van Jean Behaegel die veertig jaar lang aan de draaibank stond bij metaalconstructiewerkplaats S.E.M., voorheen Carels en later ACEC, in Gent. Heb je zelf ook iets te vertellen? Klik hier!

Jean Behaegel aan Dok Noord, de voormalige ACEC-site in Gent. Foto door © Martin Corlazzoli, 2022.

Jean ‘Jan’ Behaegel (°1931) groeit op aan de Afrikalaan in Gent. Wanneer Jan 12 jaar oud is, wordt zijn moeder ziek en verlaat hij de schoolbanken om thuis een handje toe te steken. Na haar overlijden moet Jan op 16-jarige leeftijd aan het werk. Op dat moment is zijn nonkel vakbondsafgevaardigde bij metaalconstructiewerkplaats S.E.M., voorheen Carels en later ACEC, aan Dok Noord in Gent. Het bedrijf beleeft op dat moment zijn hoogdagen. Halfweg de 20e eeuw telt de fabriek maar liefst 2500 werknemers en 800 moderne werktuigen en machines op een oppervlakte van zeven hectare. Jan mag zonder opleiding meteen aan de slag als metaaldraaier. “Bij S.E.M. kneedden ze de stielmannen zelf in de kleine draaierij. Veel jongens leerden er de kneepjes van het vak. In de jaren 1950 is die kleine draaierij verdwenen. Dan bleef enkel de grote draaierij over naast de gewone draaierij, waar ik stond.”

Tijdens de hoogdagen maakt S.E.M., voorheen Carels en later ACEC, voornamelijk scheepsdieselmotoren.
Een reeks afgewerkte dieselmotoren staat opgesteld in een montagehal op de site. Collectie Industriemuseum, F10203-087.

Als metaaldraaier vervaardigt Jan allerhande onderdelen die nadien gemonteerd worden tot grote machines en motoren in de monumentale montagehal. “We trokken onze werkkleren aan en begonnen te werken aan onze machine.” Elke dag opnieuw krijgt Jan er instructies van wat gemaakt moet worden. “Bij ieder stuk kregen we papieren instructies mee. Toen ik daar begon was alles in het Frans. Die beschrijving, hoe het moest gemaakt worden en waar het nadien heen moest ... Soms moest iets eerst gedraaid worden, dan moesten we er een gaatje in boren, dan temperen door het in vuur te leggen ... Zo’n stuk moest veel passeren hoor. Maar daarvoor moest je geen Frans kunnen, want op de duur was het altijd hetzelfde. Voor ieder stuk noteerde je hoelang je aan het stuk gewerkt had en dan werd dat afgestempeld. Elk stuk werd nagezien en gemeten door verificateurs, soms op een honderdste van een millimeter.”

Interieur van twee werkplaatsen op de site met diverse metaalbewerkingsmachines en onderdelen, waaronder draaibanken. Collectie Industriemuseum, F10213-010 en F10256-005.

In de Gentse metaalnijverheid verdient men in die tijd meer dan in de textielbedrijven. Maar binnen de metaalbewerking lopen de lonen sterk uiteen. “Hoe groter de machine, hoe meer je verdiende. Wie op een kleine machine werkte, zoals ik, produceerde kleinere stukken. Dan werd er gegrapt: 'Als gij iets maakt en ’t is niet goed, dan smijten ze het weg. En bij mij veranderen ze het plan zodat het toch past.'" Of Jan dan jaloers was op de mannen aan de grootste draaibanken? “De beste draaier van ACEC die op de grootste bank werkte, ben ik bij toeval al drie keer in mijn leven tegengekomen. In Duitsland voltrokken we samen onze legerdienst. Daarna werkten we beiden bij ACEC. En nu ben ik weer op hem gebotst in het rusthuis! Die man zit daar gewoon naast mij in een karreke. Uiteindelijk zijn we allemaal gelijk.”

Een bankwerker of paswerker bedient een draaibank in een werkplaats op de site. Foto, 1954. Collectie Industriemuseum, F10223-007.

Jan klaagt dan ook niet veel over zijn 40 jaar bij ACEC. “Tijdens het werk mochten we roken. Maar drinken deden velen in het geheim. Op het Stapelpleintje was er een café dat leefde op den ACEC. Ik ben er zelf maar een keer of drie geweest.” Op winterse maandagen is het wel erg koud in het atelier. In het weekend ligt de fabriek immers stil, en op maandagochtend wordt de verwarming pas één uur voor aanvang van de eerste shift in gang gezet. “Maar het duurde wel een uur of vijf voor je daar iets van voelde! Ik heb nog geweten dat er eerst met kachels op cokes werd verwarmd. In de zomer was het dan weer heel warm met dat hete metaal op de draaibank.”

Jean Behaegel aan Dok Noord, de voormalige ACEC-site in Gent. Foto's door © Martin Corlazzoli, 2022.

In die 40 jaar bij S.E.M. en later ACEC moet Jan vaak stempelen wanneer er geen werk voorhanden is. Hij maakt ook veel stakingen mee, want bij ACEC wordt wel wat gestaakt. Zo herinnert hij zich een staking uit onvrede met de olie die wordt gebruikt voor het afkoelen van de stukken metaal op de draaibank. Werknemers eisten toen andere marchandise.

In 1987 gaat Jan op 56-jarige leeftijd met brugpensioen. Het bedrijf verkeert dan al enkele jaren in moeilijkheden. Overnames en sluitingen van verschillende afdelingen kunnen het tij niet keren. De laatste afdeling, die transformatoren produceert onder de firma Pauwels, houdt het in 2004 voor bekeken. Een jaar later komt de fabriek in handen van een bouwpromotor die de site volledig herbestemt tot een geheel nieuw stadscentrum aan de dokken met een werk-, woon- en winkelgelegenheid. Heel wat gebouwen worden met oog voor hun erfgoedwaarde gerenoveerd, en tal van bedrijven en organisaties op de site, zoals Hal 16 of de De Expeditie, kiezen ervoor om de namen te behouden die de gebouwen ooit kenden tijdens de Carels-, S.E.M.- of ACEC-periode. En zo blijft een stukje Gentse industriële geschiedenis alvast overeind.

Dok Noord, de voormalige ACEC-site in Gent. Foto's door © Martin Corlazzoli, 2022.

schrijf je in voor de nieuwsbrief

schrijf mij uit